Heidi Adcock | Mail voor nadere informatie |
Heidi
Adcock werd geboren in Badessen (Duitsland) in 1944. Zij kreeg haar
opleiding aan de Hammersmith School te Londen, en vervolledigde deze
studie met een specialisatie van drie jaar in Firenze (Italië).
Haar specialiteit is olieverf op glas, eglomise genaamd. Zij werd
beroemd met haar reeks van jazz orkesten, waarin zij de swingende sfeer
van New-Orleans als geen ander heeft gevat. Recepties, kaartspelers,
casino en stierengevechten. Haar mondaine figuren hebben niet de ideale
maten maar stralen een grote levensvreugde uit, gulle gezichten,
weelderige vormen. Nonchalante houding, een sfeerbeeld van de “roaring
twenties”. Heidi Adcock verkreeg een “maitrise” aan de Royal Academy of
Arts in Londen, waar bijna jaarlijks werk van haar wordt geselecteerd
om deel uit te maken van de grote zomertentoonstelling. Belangrijke exposities: La Spirale - Prato Firenze, Italië Kunstanstelhug – Essen, Duitsland P-Art – Gent, België Blackheath Gallery _ Londen Neop Gallery – Napels, USA Smellik & Stokkings Galerie – Nederland Ashbourne Gallery – Ashbourne UK Charivari _ Knokke, België Sablon – Brussel, België Kunsthandel Johanna de Poorter – Antwerpen, België De Beeldenstorm - Bosschenhoofd De techniek: De 18de-eeuwse Franse kunsthandelaar Jean-Baptiste Glomy (1711-1786) was in zijn winkel in de Parijse Rue de Bourbon gespecialiseerd in dit soort kunstwerken. Daardoor is de techniek later naar hem genoemd. Glomy is zeker niet de uitvinder van de églomisé. De eerste voorbeelden van dit type decoratie zijn twee urnen uit een graf in het Italiaanse Canosa uit de derde eeuw voor Christus, nu te zien in het British Museum in Londen. De Romeinen gebruikten echter nog geen verf als beschermlaag, maar klemden het verguldsel tussen twee glasplaten. Er zijn ook medaillons gevonden met églomisés - zogeheten fondi d'oro -, die ingemetseld waren in Romeinse grafkelders uit de 4de eeuw voor Christus. Uit passages uit een handboek voor ambachtslui uit 1437 van Cennino Cennini blijkt dat ook toen de églomisé werd toegepast. Daar worden de glasplaten met donkere kleuren op basis van olie afgedekt, Wanneer hier in de 17de eeuw vanuit het Verre Oosten schellak wordt ingevoerd, ontstaat het wijdverbreide gebruik om voortaan de verf met dit vernis te vermengen. Eglomisés worden dan vooral in meubels ingelegd, waarbij van de transparante kleuren die met schellak worden verkregen gebruik wordt gemaakt om in combinatie met bladzilver het licht te laten reflecteren, wat diepte suggereert. Wanneer tegen het eind van de 17de eeuw het monopolie van de Italiaanse glasbedrijven in Murano wordt doorbroken, gaan Italiaanse glasblazers overal in Europa voor andere producenten werken. Rond 1700 komen verzilverde glasplaten van zowat twee meter lengte als spiegels beschikbaar, al zijn die wel zeer duur. Maar juist daardoor worden het statussymbolen, die in verguld hout worden ingekaderd en omgeven worden met randen van églomisés. Die bereiken meteen een artistiek hoogtepunt, doordat het vakmanschap van de ambachtslui in die dagen bijzonder groot is. Daarna raakt deze techniek decennialang uit de mode, om pas tegen het einde van de 18de eeuw een nieuwe bloei te kennen. Die hernieuwde interesse valt samen met de toenemende welstand van de kolonisten van de Nieuwe Wereld. Daar worden églomisés zowel in grote meubelstukken ingewerkt, als in spiegellijsten, banjo's en staande klokken. Baltimore wordt het bekendste productiecentrum. Begin 20ste eeuw wordt de églomisé in de Verenigde Staten veel gebruikt als reclamemedium voor brouwerijen. Die laten panelen maken, die een hele gevel beslaan. Heidie werk als een van de weinige in Europa met deze techniek. |